Vloeiende dialogen met het land
Door Koen Demeyer
Ik heb het voorrecht om vlak bij het 12.000 hectare grote Nationale Park van de Hoge (Belgische) Kempen te wonen. Het is een kleurrijk mozaïek van dennenbossen, heidevelden, elzenbroekbossen, plassen en mijnsteenbergen.
Dit landschap is geschapen door de natuurelementen en door de activiteiten van planten, dieren en onze voorouders. Een aandachtige en stille geest kan de sporen van leven uit alle tijdperken lezen.
Sporen van Transparantie
In deze periode van het jaar legt de natuur haar kleurrijke herfstkleed af. In haar transparantie openbaart ze nu de essentie van haar wezen. Ook worden sporen van dierlijke activiteiten beter zichtbaar, elk met hun eigen verhaal. Wie deze sporen met aandacht en mededogen observeert, krijgt een inkijk in een intense belevingswereld, waar elk moment van levensbelang is.
Het opsporen en volgen van diersporen roept ongeschreven herinneringen op aan oeroude tijden, toen we nog jagers-verzamelaars waren. We hadden in een paar miljoen jaar tijd de gave ontwikkeld om diersporen en andere signalen vanuit het landschap te duiden. Deze natuurlijke vaardigheid was toen een kwestie van leven of dood en is nog steeds diep in onze geest geworteld. Het is de meest oorspronkelijke en authentieke vorm van intellect en wijsheid. Spoorzoeken doet sterk beroep op onze zintuigen, aanwezigheid, intuïtieve concentratie en beheersing van bewegingen. Het is een vorm van vloeiende meditatie waarmee je gracieus en geruisloos met alle wezens door het landschap stroomt. Hier zijn plannen, concepten, oordelen en beslommeringen nutteloos.
Een vloeibare reis in verbinding
Volg nu mijn spoor van vloeiend gewaar zijn. Eerst neem ik met al mijn zintuigen heel het landschap in me op. Hoewel ik het al honderden keren heb gezien, betreed ik het telkens alsof het de eerste keer is. Mijn natte vinger gaat als een voelspriet omhoog naar het grijze wolkendek. Hij voelt vanwaar de wind komt. "Regen binnen één uur," zegt mijn vinger en wijst naar het donkergrijze waas aan de horizon. Daarom kies ik een pad aan de rand van dennenbossen. Het is bezaaid met bleekgele naalden en gesloten dennenappels. Even verder trekt een aantal afgeknaagde dennenappels mijn aandacht. "Eekhoorns," zeggen mijn ogen, en ik kniel neer om het knaagpatroon nader te bekijken. Op de top na zijn alle schubben eraf gerukt. Een vliesje aan de linkerkant van elke schub vertelt me dat dit het werk is van een linkshandig eekhoorntje. In mijn verbeelding zie ik al hoe het haastig de ene schub na de andere afrukt en af en toe een zaadje verorbert. Sommige zaadjes glippen tussen zijn ijverige pootjes en nestelen zich in de aarde, waar nu enkele zaailingen van vorig jaar staan. Wat verder struikel ik bijna over een kale braamstruik. Mijn ogen volgen de sierlijke bogen van zijn doornige takken. Ze nestelen zich telkens opnieuw in de grond van waaruit nieuwe struikjes ontstaan. Van sommige takken is de topscheut afgerukt. "Hert," zegt mijn hart, en nu verschijnt het beeld van een ree dat net van de laatste jonge blaadjes gesnoept heeft. Aan de overkant van het pad hoor ik nu bedachtzame stappen en een sprongetje in het bos. Ik wandel er geruisloos naar toe: Een vers spoor toont me waar het ree zojuist naartoe is gegaan. Het sporenpatroon vertelt me dat rustig is overgestoken. Ik voel geen behoefte om haar te volgen en ik bedank haar glimlachend voor haar aanwezigheid. Nu voel ik mijn geest helemaal leeglopen.
Terwijl ik over een modderig pad verder ga zuigt de aarde aan mijn schoenen alsof ze me niet meer wil loslaten. Aangekomen op de mijnsteenvlakte word ik meteen toegeroepen door zwarte kraaien. Zo weten nu alle dieren in een wijde omtrek weer dat ik eraan kom. Maar deze keer klinkt hun geschreeuw anders dan ik gewend ben. In plaats van een monotoon gekras, klinkt het eerder als een onrustig gekibbel. Plots vliegen ze in een wervelende bol op, vergezeld door even onrustige groep spreeuwen. "Roofvogel," zegt mijn buik, en ik zie vanuit de achtergrond een slechtvalk opduiken die het zwarte vuurwerk uiteen doet spatten. Alle vogels laten zich meteen vallen en duiken in het dichte struikgewas. De aanval van de valk is mislukt: In een rechte streep verdwijnt ze achter de heuvel. Alles wordt weer rustig, en het voorval is weer vergeten. Slechts een paar gevallen zwarte slagpennen herinneren nog aan deze gebeurtenis. Ik hoop dat een kind ze later zal vinden en ze trots aan zijn ouders zal tonen.
Ik ben nu bijna terug. Mijn dag kan niet meer stuk. Opnieuw ben ik de natuur dankbaar dat ze me in de huid mijn verre voorouders liet wandelen, ook al ging het soms over leven of dood. Als wederdienst heb ik beloofd deze ervaring met iedereen te delen. Bij deze dan…